De neanderthalers pasten hun woonst aan hun nomadische levensstijl aan: verplaatsbaar, licht en aan de omgeving aanpasbaar.
Van die woonplaatsen vinden we niet veel archeologische sporen, want de bouwmaterialen, zoals hout en huiden, vergingen al vlug.
Maar waar stenen of beenderen gebruikt werden, kunnen we ze wel duiden.
Op de Franse vindplaats La Folie werd een niet-overdekte habitat vrijgelegd. Die bestond uit een door stenen ondersteunde houten
schutting. Daar werd hun werk van alledag verricht: werktuigen maken, een haardvuur onderhouden, rusten enz.
Op de Oekraïense vindplaats Molodova werd aangetoond dat neanderthalers met mammoetbeenderen bouwen in plaats van met hout,
omdat ze er in steppegebieden moeilijk aan konden raken.
Grotten boden eveneens beschutting wanneer deze nomaden rondtrokken; er vonden ook begrafenissen en symboolpraktijken plaats.